20.11.2013
Vroegmoderne Geschiedenis

Alexander Farnese in de Nederlanden

(1578-1592)

Januari 2010



Inhoud
1 INLEIDING 3
2 HET ONTSTAAN VAN DE OPSTAND 5
3 DE DRIE VOORLOPERS VAN ALEXANDER FARNESE (1567-1578) 7
4 ALEXANDER FARNESE TOT 1578 11
5 HET SPAANSE HERSTEL ONDER ALEXANDER FARNESE (1579-1585) 13
6 SPECIFIEKE INGREPEN EN VERBETERINGEN VAN FARNESE 18
7 DE OMMEKEER: DE CONFRONTATIE MET DE ENGELSEN 20
8 CONCLUSIE 23
9 LITERATUUR 26

1. Inleiding
Alexander Farnese (geb. Rome 1545) was de zoon Ottavio Farnese en Margaretha van Parma. Zij waren edelen binnen het Habsburgse Rijk en via het leennetwerk verbonden met de kroon. Farnese verbleef van 1556 tot 1559 aan het hof van de Spaanse koning Filips II. Door de jongen naar het hof te sturen toonde Ottavia zijn loyaliteit aan het Habsburgse huis. Filips zetelde in die tijd in Brussel, dus Farnese kwam al op heel jonge leeftijd in aanraking met de cultuur en misschien ook mensen die later een rol zouden gaan spelen in de Nederlandse Opstand. In 1559 vertrok Filips naar Madrid en hij benoemde Margaretha tot landvoogdes der Nederlanden. Farnese ging naar Madrid, alwaar hij tot de inner circle van het koninklijk huis zou gaan behoren. Na zijn huwelijk in 1565 vestigde hij zich in Parma. In 1571 werd Farnese benoemd tot luitenant van Don Juan van Oostenrijk. Farnese kwam in actie tijdens de (zee)slag bij Lepanto, tegen het Ottomaanse Rijk. Het zou tot 1577 duren voordat hij opnieuw serieus in actie zou komen. Don Juan, in 1576 benoemd tot landvoogd van de Nederlanden, vroeg hem te ondersteunen. Farnese voegde zich in december 1577 bij hem. Don Juan overleed in oktober 1578 en Farnese volgde hem op als landvoogd. De komst van Farnese zorgde voor nieuw elan bij de Koninklijke troepen. Farnese was een slimme diplomaat en legerleider. Het eerste grote succes behaalde hij in 1579 met de verovering van Maastricht. Zijn belangrijkste diplomatieke actie was het terughalen van de zuidelijke katholieke provincies in het Spaanse kamp, uiteindelijk resulterend in de Unie van Atrecht, de tegenhanger van de noordelijke Unie van Utrecht. Zijn meest bekende resultaat op het slagveld is de indrukwekkende verovering van Antwerpen in 1585. Daarna veranderde het speelveld. Filips II besloot zijn aandacht vooral te richten op Engeland en later Frankrijk. Dit had gevolgen voor Farnese. Leek het erop dat hij klaar was de Noordelijke Nederlanden op te rollen, de koning besliste anders. Farnese moest een rol spelen in de komst van de Armada -een Spaanse actie die zoals bekend uit zou lopen op een bittere Spaanse nederlaag. Daarna moest Farnese zich bemoeien met de in Frankrijk uitgebroken burgeroorlog. Na enige successen daar overleed hij in 1592.
In dit werkstuk zal ik betogen dat Farnese, in tegenstelling tot zijn voorgangers, het Koninklijke leger met succes leidde en er tevens in slaagde een groot deel van de edelen in de Nederlanden aan zijn kant te krijgen. Daarmee herstelde hij in hoog tempo het Koninklijk gezag in een groot deel van de Nederlanden. Ik probeer te laten zien dat wijzigingen op het internationale speelveld in het voordeel waren van de Nederlandse opstandelingen en dat Farnese, misschien tegen wil en dank, zijn middelen anders in moest zetten. Filips II meende de Opstand alleen te kunnen onderdrukken door Engeland op de knieën te krijgen. Daarmee de confrontatie zoekend met een tegenstander van een heel ander kaliber dan de opstandelingen in de Nederlanden.

Vraagstelling
Hoe kreeg Farnese het voor elkaar in een groot deel van de Nederlanden het Koninklijk gezag te herstellen, maar waardoor werd de opmars uiteindelijk niet doorslaggevend? Daarvoor beschrijf ik eerst hoe de Opstand ontstond en hoe het de voorlopers van Farnese (Alva, Requesens en Don Juan) verging in de lage landen. Daarna ga ik in op het leven van Farnese voordat hij naar de Nedelanden kwam. Vervolgens beschrijf ik hoe het herstel van het Koninklijke leger verliep en daaraan koppel ik wat volgens mij de specifieke ingrepen waren, militair, maar ook politiek, van Farnese die leidden tot het herstel. Tot slot beschrijf ik de periode waarin Filips II de confrontatie met de Engelsen zocht en bekijk welke gevolgen dit had voor de Opstand en het Koninklijke leger in de Nederlanden.




We spreken over de Lage Landen in de 16e eeuw of de Habsburgse Nederlanden. Het was een gebied gelijk aan de huidige Benelux en een stukje van Noord-Frankrijk.
Ik noem Alessandro (Alexander) Farnese bij deze achternaam. Vanaf 1586 is hij tevens de hertog van Parma.

2. Het ontstaan van de Opstand
De kiem van de Opstand lag in het streven van de Habsburgse machthebbers het bestuur van de Nederlanden te centraliseren en het opkomende protestantisme, waar later vooral Filips II niets van wilde weten, de kop in te drukken. Complicerende factoren hierbij waren de verschillende talen die in de Nederlanden werden gesproken (vooral Frans en Nederlands) en de spanningen, later oorlog, tussen de Habsburgers en Valois Frankrijk. De Nederlandse Staten-Generaal stemden toe in meebetalen aan de oorlog, maar daartegenover stond dat ze zelf zorgden voor het innen van de belastingen; een stimulans voor het lokale bestuur en daarmee decentralisatie. Filips II, vanaf 1555 landheer van Spanje en vanaf 1556 koning van Spanje, zou deze problemen van zijn vader Karel V erven.
Het streven naar centralisatie en een sterke Roomse kerk in de Nederlanden kwam tot uitdrukking in de wijze waarop Filips II het bestuur indeelde na zijn vertrek uit de Nederlanden en de invoering van de Super universas. Het eerste betekende het verdelen van de bestuursmacht onder Nederlandse adel (ondermeer Willem van Oranje, verder Oranje, en Lamoraal, graaf van Egmont, als stadhouders) en loyale vertrouwelingen van Filips II (ondermeer Granville en Viglius in de Raad van State). Filips' halfzus, Margaretha van Parma, werd benoemd tot landvoogdes. Zij had geen bestuurlijke ervaring en zou erg moeten steunen op de adviseurs in de Raad van State. Het tweede betekende hervorming van de bisdommen; de Nederlanden vormden voortaan één kerkprovincie, de bisschop van Rome benoemde de bisschoppen op voorspraak van Filips II en ketterijvervolgingen werden stevig ter hand genomen. De Nederlandse edelen zagen vooral de benoemingen voor de Raad van State met lede ogen aan, maar in 1563 kregen ze voor elkaar dat Granville van zijn taak werd ontheven. Ondanks dit en een verzoek van de Raad van State bleven de ketterijvervolgingen gehandhaafd en kwam er geen religieuze tolerantie. Dit werd door Filips II in oktober 1565 nog eens klip en klaar onderschreven met zijn brieven uit het bos Segovia. Misschien kan hier het begin van de Opstand worden gedateerd. Geoffrey Parker deelt de Nederlandse Opstand op in drie delen waarvan het eerste deel begint in 1565 en eindigt in 1568. Los van dit alles moet er ook worden vastgesteld dat de economische omstandigheden erg slecht waren, natuurlijk ook een factor die onvrede voedt. Het jaar 1566 werd 'hongerjaar' genoemd.
In een smeekschrift, aangeboden aan Margaretha van Parma door het Verbond der Edelen (ook: Compromis), een groep adellijke protestanten, werd verzocht de inquisitie te stoppen. Zolang een delegatie op weg was naar Spanje met dit verzoek ging Margaretha akkoord met het tijdelijk opschorten van de plakkaten (regeringsvoorschriften) op het gebied van de heidenen en ketters. De protestanten grepen dit aan om in het openbaar te preken (de hagenpreken). Protestanten zagen de katholieke beeldendiensten als metafoor voor hun onderdrukking en dit gevoel escaleerde in de Beeldenstorm (1566): het vernielen van afbeeldingen in katholieke kerken. Deze uitbarsting van geweld verdeelde de adel in drie delen: koningsgezinde, Oranjegezinde als pleiter voor de religievrede en aanhangers van de militante richting onder Van Brederode. De meeste edelen achtten deze laatste niet de juiste weg en boden Margaretha hulp aan de orde te herstellen met als voorwaarde beperkt protestante erediensten toe te laten. Het 'Akkoord' van 23 augustus 1566 leek te bewerkstelligen dat Oranje het vervolgingenbeleid kon ontmantelen en religievrede kon bereiken. Echter, de verschillen tussen alle partijen waren te groot en het leek dat op termijn alleen voor Opstand of onderwerping aan de koning kon worden gekozen. Al in december 1566 begonnen koningsgezinde troepen Waalse protestanten terug te dringen. In het noorden wilden edelen zich hiertegen verzetten en Oranje moest kiezen. Eerdere steunpilaren als Egmond wilden de koning niet uitdagen en ook Oranje koos hiervoor. Regeringstroepen onder leiding van generaal Beauvoir versloegen een geuzenleger bij Antwerpen (maart 1567) en overal werd de (katholieke) orde hersteld. Oranje vertrok naar Duitsland, Brederode en andere edelen vertrokken ook.

3. De drie voorlopers van Alexander Farnese (1567-1578)

3.1 Alva (1567-1573)
Alva's doelen waren helder: de situatie onder controle brengen en consolideren. Het Koninklijke en katholieke gezag moest worden hersteld. Dus: orde en verdere centralisatie. Hij gebruikte twee belangrijke middelen: de Raad van Beroerten en het nu wel echt operationaliseren van de Super universas: de hervorming van de organisatie van de katholieke kerk in de Nederlanden. Parker noemt Alva's aanpak "The Duke of Alva's new order." De Raad van Beroerten onderzocht de ongeregeldheden en bestrafte de schuldigen. In deze periode (1568-1572) werden naar schatting 8.950 mensen ondervraagd en veroordeeld en meer dan 1.000 terechtgesteld, waaronder hoge edelen als Horne en Egmond. Een andere schatting is '6.000 Netherlanders … executed during Alva's regime.' Oranje ontliep dit lot en na het overlijden van Brederode kon hij weinig anders dan de rol als opstandleider overnemen. Oranje organiseerde in 1568 een paar serieuze invallen en wist zelfs een keer een leger van Alva te verslaan bij Heiligerlee, maar het leidde uiteindelijk tot niets. Lastiger voor Alva was dat het de bedoeling was dat hij zonder financiering uit Spanje het ingrijpen in de Nederlanden zou bekostigen.
Eigenlijk wilde Alva zelfvoorzienend worden qua inkomsten en hij streefde ook naar een uniform belastingstelsel, daarmee de centralisatie versterkend. In maart 1569 riep Alva de Staten-Generaal bijeen. Verzoek was akkoord te gaan met een aantal belastingmaatregelen, waarvan de Tiende Penning (een soort BTW van 10%) de bekendste is geworden. Overspeelde Alva hier zijn hand? De leden der Staten-Generaal beseften dat ze de grip op de overheidsuitgaven zouden kunnen verliezen . Na diverse voorstellen bleef onduidelijk precies was afgesproken en Alva kondigde bij plakkaat (31 juli 1571) de belastingmaatregelen eenzijdig af. De woede over de belastingmaatregelen was groot. Een breuk ontstond tussen de Gewestelijke Staten en de centrale regering. De anti-Alva stemming zorgde vooral voor dalende belastinginkomsten, zodat Alva later problemen zou krijgen met betalen van soldij.
De inname door de Watergeuzen van Den Briel op 1 april 1572 en de diverse opstandige invallen daarna zorgden voor een serieuze confrontatie tussen Alva's troepen en de bevolking. De stemming was al anti-Spaans en de wijze waarop Alva de door hem heroverde steden liet straffen (uitroeien en vernietigen van onder meer Mechelen, Zutphen en Naarden) deed dit alleen maar toenemen. Belegeringen van Haarlem, Alkmaar en Leiden waren uitputtingsslagen. Uiteindelijk zou alleen Haarlem vallen. Op de Zuiderzee werd een Spaanse vloot verslagen. Voor Filips II was het duidelijk dat Alva vervangen moest worden.

3.2 Requesens (1573-1576)
Requesens volgde op 29 november 1573 Alva op. Hij was niet van de harde lijn, maar moest eerst teren op adviezen van Alva . De ontwikkelingen in 1574 (verlies van Middelburg, het definitieve ontzet van Leiden), druk van de Duitse keizer en de Spaanse situatie (risico's voor haar internationale positie en de lege schatkist) deden Filips en Requesens inzien dat onderhandelen met de opstandelingen de enige uitweg was. Het belangrijkste struikelblok bij de onderhandelingen bleef religie. Opnieuw werd duidelijk dat Filips protestantisme nooit zou toestaan . De financiële problemen van de Spaanse kroon zorgden voor het stoppen van de geldstroom naar de Nederlanden. Er ontstond muiterij in het Koninklijke leger. De soldaten trokken richting Brussel en begonnen te plunderen. Voor het eerst sinds 1477 kwamen de Staten-Generaal uit eigen beweging bij elkaar, er was een machtsvacuüm: zaken dienden te worden aangepakt. Het leidde tot een wapenstilstand met Holland en Zeeland en de afspraak dat alle gewesten gezamenlijk de buitenlandse troepen zouden verdrijven. Daarna werd Antwerpen door de muiters bezocht. De troepen van de Staten van Brabant werden onder de voet gelopen en er werd gemoord, geplunderd en verkracht. Zo is het begrip 'Spaanse furie' ontstaan. Het versnelde de samenwerking tussen Holland, Zeeland en Brabant. De zuidelijke provincies en Utrecht zouden de opstandelingen helpen Spaanse troepen te verdrijven en ze erkenden allen één Staten-Generaal (in Brussel). Oranje werd erkend als Stadhouder van de opstandige delen van Holland en Zeeland. Protestantisme werd in Holland en Zeeland openbaar en in de andere gewesten besloten toegestaan. Deze overeenkomst staat bekend onder de naam Pacificatie van Gent en werd in 1579 bekrachtigd.

3.3 Don Juan (1576-1578)
Don Juan werd door Filips II gezien als redder en brenger van gezag. Hij was immers de held van Lepanto. Om orde op zaken te stellen mocht hij aanbieden Alva's nieuwigheden af te schaffen, de staatsinrichting van onder Karel V te herstellen en de Spaanse troepen terug te trekken. In de Pacificatie kwamen de 17 provincies overeen dat Filips buitenlandse troepen moest terugtrekken en de religieuze status quo (calvinisme in Holland en Zeeland, elders katholicisme) moest aanvaarden. De Staten-Generaal tuigden een eigen leger op. Don Juan erkennen als landvoogd was alleen mogelijk wanneer deze dit accepteerde. Hij deed dit met het Eeuwige Edict (12 februari 1577). Filips ging akkoord. Hij dacht dat wanneer het er echt op aan kwam de Staten-Generaal het katholieke geloof als exclusief zouden blijven zien. De Staten van Holland en Zeeland gingen niet akkoord omdat geen regeling werd getroffen over de gereformeerde kerk en de gewesten de zeggenschap over de strijdkrachten niet wilden afgeven aan de Staten-Generaal. Calvinisten hielden zich niet aan afspraken: ze bleven locale en provinciale besturen zuiveren van katholieken. Er waren nu drie partijen: Don Juan die het Koninklijke gezag wilde herstellen; de Staten-Generaal, gedomineerd door katholieken, die het op een akkoord wilden gooien met Filips en Oranje en de Staten van Holland en Zeeland die verder wilden gaan met de Opstand. Onderhandelingen in Geertruidenberg liepen op niets uit. Don Juan zou Brussel teleurgesteld verlaten en zijn hoofdkwartier opslaan in Namen. Ook vreesde hij te worden vermoord. Daar verzocht hij Filips om terugkeer van het leger; de andere twee partijen kwamen dichter bij elkaar. Oranje vestigde zich in Brussel waar hij als held werd binnengehaald. Zijn doel was in de Nederlanden noord en zuid naar elkaar toe te laten groeien; met de kennis van nu misschien een 'mission impossible'. De situatie tijdens Don Juan was ingewikkeld; in grote lijnen was sprake van een conflict tussen calvinisten en katholieken, met vaak politiek als drijfveer: de keuze voor de op een moment bovenliggende partij gaf bestuursmogelijkheden en macht. "Samen" optrekken bleef moeilijk zolang de Staten van Holland en Zeeland dwars bleven liggen en de Staten-Generaal niet meer invloed zou verwerven. De strijd tussen de "twee opstanden" werd een centraal punt tijdens het bewind van Don Juan. In het zuiden rukten Spaanse troepen op naar het noorden, 'zuiverden' calvinistische radicalen steden van katholieken en neigden gematigd katholieken steeds meer naar onderhandelen met Spanje. Oranje probeerde als tussenweg religievrede in te voeren, opboksend tegen radicale calvinisten en katholieke edelen en patriciërs. Er waren twee Nederlanden aan het ontstaan.
Het Spaanse leger keerde terug onder leiding van Alexander Farnese. Het was Filips in 1577 gelukt vrede te sluiten met de Turken en de financiële positie was verbeterd. Meer troepen kwamen beschikbaar. Voordeel voor Farnese was de verdeeldheid onder de opstandelingen. De eerste klap werd nog uitgedeeld door Don Juan, al gesteund door Farnese, bij Gembloers, waar een Staats leger werd verslagen. Daarna namen Spaanse troepen Leuven in (13 februari), slechts 15 mijl van Brussel. De Staten-Generaal, Matthias (door de Staten-Generaal in 1577 aangesteld als landvoogd) en Oranje weken uit naar Antwerpen . Op 29 september 1578 wees Don Juan op zijn sterfbed Farnese aan als opvolger. Filips ging akkoord. Eindelijk leek Filips vertegenwoordigd te worden door "a governor-general equal to the situation."

4. Alexander Farnese tot 1578
Alessandro of Alexander Farnese werd geboren in 1545 te Rome als zoon van Ottavio (of Octavio, wordt beide gebruikt) Farnese, hertog van Parma en Margaretha van Parma, de landvoogdes in de Nederlanden van 1559 tot 1567. De familie Farnese zou tot in de vroege 18e eeuw de hertog van Parma blijven leveren. Ottavio's grootvader (en Alexanders naamgever) was paus Paulus III, Margaretha was een buitenechtelijke dochter van Karel V en een halfzus van Filips II. Het is interessant wat verder in te gaan op Margaretha, omdat dit tevens meer licht kan werpen op de positie van Alexander. Margaretha was door haar vader uitgehuwelijkt aan Alexander de' Medici. Dit was door de keizer eerder overeengekomen met paus Clemens VII. De reden was dat Clemens tot de de' Medicifamilie behoorde en via de keizer hoopte de positie van deze familie in Florence te versterken. De keizer op zijn beurt had als belang dat hij de invloed van Frankrijk in Italië wilde beperken. In 1537 werd Alexander de' Medici vermoord. Een nieuw huwelijk met een de' Medici was niet meer interessant omdat een nieuwe paus was aangetreden, paus Paulus III, zoals gezegd de grootvader van Ottavio Farnese. Met Ottavio trouwde Margaretha in 1538. Het was in eerste aanleg een koel en zakelijk huwelijk; het werd misschien wel ervaren als iets tijdelijks. De bisschop van Rome werd echter 81, dus het huwelijk bleef langer in stand dan verwacht. In 1545 beviel Margaretha van een tweeling: Alexander en Carlo. De laatste overleed binnen een jaar. Uit de verdere ontwikkelingen kwam naar voren dat Margaretha de belangen van de Farnese's ging verdedigen, vermoedelijk uit liefde voor haar zoon. Hiermee zocht zij een situatie van tegenstrijdige belangen op. Via de bisschop van Rome waren de Farnese's eigenaar geworden van het hertogdom Parma en Piacenza, een gebied waar de keizer ook aanspraak op maakte. Op 12 september 1556 kwam het uiteindelijk tot een vergelijk tussen haar halfbroer Filips II en Ottavio, waarbij de aanspraken van de laatste op het hertogdom werden vastgelegd. De voorwaarden waren dat in de burcht van Piacenza een Spaans bezettingsgarnizoen achter bleef en dat Alexander als gijzelaar naar Spanje zou gaan om de vrede te waarborgen. In feite betekende dit dat Alexander aan het Spaanse hof gevormd zou gaan worden. Tevens zorgde het ervoor dat de Farnese's loyaal zouden blijven aan Filips II. Alexander reisde, samen met zijn moeder Margaretha, Filips II achterna. In 1556 kwamen moeder en zoon samen met hem in Brussel terecht. Margaretha vertrok in mei 1557 weer naar Italië, Alexander ging in 1559 met Filips II mee naar Spanje. (Margaretha ging juist weer terug, ze werd landvoogdes van de Nederlanden.) Alexander zou onder meer onder auspiciën van Filips II studeren aan de Hogeschool van Alcalá (vlakbij Madrid), samen met Don Juan én Filips' zoon Don Carlos. Deze laatste was geestelijk gehandicapt, maar Filips II hoopte dat het verblijf met deze twee jongens aan de universiteit zijn toestand zou verbeteren. Tegen beter weten in vermoedelijk. In 1563 regelde Filips II dat Alexander zou trouwen met Maria van Guimarães of Maria van Portugal. Het huwelijk vond plaats op 11 november 1565. Het zou tot 1571 duren voordat Filips II Alexander toestemming zou geven dienst te nemen in het leger. Hij diende onder Don Juan tegen de Turken en viel tijdens de bekende slag van Lepanto (1571) op door moed, maar ook als bemiddelaar tussen de als onstuimig bekend staande Don Juan en zijn bondgenoten. Daarna nam Alexander nog wel een aantal keren deel aan acties tegen de Turken, maar meestal verbleef hij in Parma en Piacenza. In 1577 kwam dan eindelijk het verzoek van Don Juan, die inmiddels landvoogd in de Nederlanden was geworden, zijn luitenant-generaal te worden. Tijdens het bestuur van Don Juan bespraken de noordelijke gewesten al een mogelijk verbond. Doel was samen optrekken tegen agressie van buiten de betrokken gewesten. De koning, hereniging met Spanje en katholicisme werden niet meer genoemd. Een groot deel van de Staten-Generaal zag er niets in, Oranje aarzelde en Anjou, aangesteld 'beschermer van de vrijheden van de Lage Landen', vertrok onmiddellijk. In een reactie hierop sloten Henegouwen, Artesië en (later) Waals Vlaanderen de Unie van Atrecht. Het ingewikkelde deel was godsdienst: katholicisme was de enige godsdienst. Op 17 mei 1579 erkenden deze gewesten volledige autoriteit van Filips II en Farnese. Ondertussen hadden op 23 januari 1579 afgevaardigden van Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Gelderland en de Ommelanden de Unie van Utrecht getekend. Farnese besloot tot een beleid van "verdelen en veroveren".

5. Het Spaanse herstel onder Alexander Farnese (1579-1585)
In het verdrag van Atrecht was een eis dat buitenlandse troepen de Nederlanden zouden verlaten en dat 'His Majesty and the United Lands will raise an army of natives of this country and others acceptable to His Majesty and to the estates of the provinces'. Zijn moeder Margaretha werd in 1579 opnieuw door Filips II aangesteld als landvoogd. Ze vestigde zich in Namen. Farnese bleef in de Nederlanden als militair commandant. De samenwerking tussen moeder en zoon was niet heel erg goed. Na april 1580 vertrokken de buitenlandse troepen en Filips II besloot zich te richten op Portugal.

Onder Alva en Requesens was de controle door opstandelingen uitgebreid. Tenslotte was het Koninklijk gezag in de Nederlanden zo goed als weg. Onder Farnese zou dit beeld volledig veranderen (zie het kaartje op pagina 16). Na de herovering van Maastricht (1579) werden in 1580 door Farnese alleen Kortrijk en Breda bezet en in 1581 werd Doornik ingenomen. De ommezwaai naar het Koninklijke kamp in 1580 van de laatste katholiek met een adellijke titel die de Opstand steunde, de graaf van Rennenberg, Stadhouder in Noordoost Nederland was voor Farnese winst; daardoor kwamen Groningen, de Ommelanden en delen van Drenthe onder Spaans gezag. Daarna stokten de vorderingen door de afwezigheid van buitenlandse troepen. In de tussentijd liet Filips II Oranje vogelvrij verklaren. Farnese maakte het banedict in juli 1580 bekend; hij stond er overigens niet achter. Waarom is me niet duidelijk geworden, maar ik denk dat het niet paste in de manier waarop Farnese als legerleider zijn tegenstander tegemoet trad. De prins antwoordde met de Apologie, waarin hij zijn beleid trachtte te legitimeren (13 december 1580). Oranje had nog steeds de Groot-Nederlandse droom met Brabant als centraal gewest. Nodig hiervoor was katholieken in het noorden ruimte te geven en in het zuiden gerust te stellen. Ook wilde hij steun terugwinnen in Frankrijk en Duitsland. Daarnaast was de tijd gekomen, na het mislukken van onderhandelingen in Keulen, Filips II niet langer te erkennen als vorst. Om dat te bereiken stelde Oranje de Staten-Generaal voor de hertog van Anjou, de broer van de Franse koning, aan te stellen als soeverein.





Aankomst Anjou in Antwerpen (door MHVH, Rijksmuseum Amsterdam)

Hij verzekerde zo hulp van Frankrijk (met 10.000 man) en hoopte op steun van andere landen, de godsdienstkwestie zo wegdringend. Anjou legde in januari in Antwerpen de eed af en op 22 juli 1581 bekrachtigde de Staten-Generaal het Plakkaat van Verlatinghe, waarmee officieel Filips II niet langer werd erkend als landsheer. Op 10 februari kwam Anjou aan in Vlissingen als soeverein der Nederlanden. Negen dagen later werd hij in Antwerpen ingehuldigd als hertog van Brabant. De Hollanders en de Zeeuwen moesten Anjou niet; hij was katholiek en een Fransman, van nature toch een vijand in veler ogen. De Waalse leiders zagen in dat de afwezigheid van buitenlandse troepen de katholieke zaak niet hielp en ze verzochten Filips II Farnese aan te stellen als landvoogd (oktober 1581) en troepen terug te sturen (februari 1582). De situatie was gunstig: de oorlog met de Turken was beëindigd (1577), de financiën redelijk op orde en de opstandelingen verdeeld. In september 1580 beschikte Farnese over 45.435 man, in augustus 1582 over 61.000. Zomer 1582 hervatte Farnese zijn offensief. De Spaanse en Italiaanse troepen waren geoefend, ervaren en gehard. Oudenaarde viel in juli 1582. In de herfst 1582 kwamen de langverwachte Franse (en Zwitsers) troepen aan als versterking voor het Staatse leger. Dit leek Farnese toch in een mindere situatie te brengen. Zo liet hij in januari 1583 Filips II weten dat hij meer financiële steun nodig had want anders zou het misgaan. Ik denk niet dat Farnese grote problemen zag. Steenwijk was ingenomen, hij rukte op in Gelre en steeds meer regenten kwamen in de verleiding overeenkomsten te sluiten met Farnese.
Anjou besefte dat hij een gebied bestuurde bestaande uit twee delen: het noorden onder de leiding van Holland (die hem niet erkenden) en het versplinterde zuiden: steden die hun eigen weg gingen en Brabant en Vlaanderen die niet samenwerkten. Anjou besloot Antwerpen en andere Vlaamse steden met Franse troepen te bezetten, zodoende zijn gezag herstellend. De Antwerpenaren verdedigden zich echter succesvol tegen de Franse troepen. Anjou én Oranje (en zijn Franse politiek) verloren hun legitimatie. Oranje probeerde de zaak te redden, maar tevergeefs. Anjou vertrok in juni 1583. De Nederlanden waren in verwarring en daar wist Farnese wel raad mee.
Hij nam, volgens plan (zie pagina 15), vrijwel alle stadjes lang de Vlaamse kust in en omsingelde de steden Ieper, Brugge en Gent. Hij nam Zutphen in. Na oktober 1583 bezette hij de belangrijkste steden langs de Westerschelde. Ondertussen waren de door Spanje bezette gebieden in het noorden verbonden met die in het zuiden. De Opstand in het zuiden leek ten dode opgeschreven. Oranje verliet Brabant en vestigde zich in Delft. Het idee van een verenigd zuid en noord lag in duigen. Na het overlijden van Anjou in juni 1584 werd de soevereiniteit aan de Franse koning aangeboden. Hij weigerde. Oranje leek nu de enige gegadigde maar hij werd in juli 1584 vermoord.
Dan terug naar de opmars van Farnese. In februari 1584 verraadde een Engels garnizoen Aalst. Op 7 april gaf Ieper zich over. Brugge besloot zich niet te verweren (24 mei) en Dendermonde capituleerde op 17 augustus. Gent was op dat moment volledig omsingeld en gaf zich op 17 september over. Zonder veel gevecht had Farnese Vlaanderen, met uitzondering van Oostende, weten te bezetten.

Farnese's brug over de Schelde (Bron: wikipedia.nl)

Daarna richtte Farnese zich op Brabant. In september 1584 bezette hij Vilvoorde en daarmee was de omsingeling van de resterende opstandige steden compleet. Op dat moment begon Farnese boven Antwerpen de beroemde brug te bouwen waarmee hij Antwerpen van zee afsloot. Zo zijn plan tot economische uitputting verder uitvoerend. De hele winter zou de stad geblokkeerd blijven. De Antwerpenaren lieten de omgeving van de stad onder water lopen, maar de Spanjaarden nestelden zich op de dijken en het lukte de Antwerpenaren niet het Spaanse leger te verdrijven. De brug was 2.400 voet (731,5 meter) lang en gemaakt met behulp van een speciaal voor de gelegenheid ontwikkelde machine. Farnese maakte gebruik van ingenieurs en technici. Een poging door de Staten om de brug met een vloot vuurschepen te vernietigen liep voor het Koninklijke leger net goed af. 200 voet van de brug werd opgeblazen, 800 Spaanse soldaten kwamen om en Farnese ontsnapte naar verluidt maar net aan de dood. De brug werd hersteld voordat de Staten hun expeditie om Antwerpen te ontzetten konden aanvoeren. Daarna gaf het belegerde en uitgehongerde Brussel zich over aan Farnese. Een rol speelde de onrust onder de katholieke minderheid, net als daarna in Antwerpen. Er kwam steeds meer druk op het bestuur en op 17 augustus 1585 capituleerde de stad. In juli was ook Mechelen ingenomen. Niets leek Farnese in de weg te staan werk te maken van Holland en Zeeland. Het liep anders.

(Bron: www.nieuwsbronnen.com)

Voordat ik hierop in ga bespreek ik eerst de specifieke ingrepen van Farnese die hij deed in de eerste helft van de jaren '80.

6. Specifieke ingrepen en verbeteringen van Farnese
Farnese werkte volgens een plan; hij had uitgedacht hoe hij de Opstand zou moeten aanpakken. Zijn (eerste) doel was bezetten van grote Vlaamse en Brabantse steden. Hij zag (terecht) deze gewesten als hart van de Nederlanden. Hier trof men de meeste nijverheid aan. Hij was overtuigd dat het bezetten van de Vlaamse kust en het blokkeren van de Schelde boven Antwerpen voldoende zou zijn het verzet in veel Vlaamse en Brabantse steden te breken. Immers, het afsluiten van de zeeroutes zou zorgen voor het vastlopen van de economie en dat zou de steden op de knieën dwingen.
Een belangrijke verbetering die Farnese invoerde in het koninklijk leger had te maken met het spreken van recht in het geval van wangedrag en muiterij. De regimenten kenden afzonderlijke rechtspraak waarin per regiment of legeronderdeel door iemand recht werd gesproken. Dit middel bleek echter niet voldoende om wangedrag zoals muiterij tegen te gaan. Vandaar dat Farnese vanaf 1580 aan alle tercio's (een tactische eenheid bestaande uit circa 3.000 piekeniers en musketiers), regimenten en garnizoenen een auditeur toevoegde als volwaardige militaire rechter en daarmee de rechtspraak uit handen nam van de hogere officieren. De rechtspraak was daarvoor te arbitrair, te willekeurig.
Het is goed eerst aan te geven dat de troepen tussen 1580 en 1582 voornamelijk bestonden uit Vlamingen. De traditionele troepen (vooral Spaans en Italiaans) waren toen niet aanwezig. Alva was al begonnen met het benoemen van officieren in het Koninklijke leger op basis van ervaring in plaats van op basis van afkomst. Het resultaat was dat het officierenkorps steeds meer bestond uit ervaren legermensen die niet terugschrokken de risico's van het slagveld met de soldaten te delen. Alva bekeek persoonlijk al de belegeringswerken en Farnese werkte zelfs mee aan het graven van loopgraven, daarmee onderstrepend dat ook deze taken van groot belang waren. Farnese maakte het benoemingssysteem zelfs nog hiërarchischer. Volgens Farnese waren goede en (vrij vertaald) sluwe leiders de kern van een succesvol militair apparaat, dus voerde hij dit ook in bij de Italiaanse troepen. Hij gaf in 1581 de Italiaanse troepen de status van tercio en ontman de officieren het recht hun groepsleiders te benoemen. Dit deed hij ook met de Engelse troepen. Farnese wilde hiermee de prestaties van deze troepen verbeteren en dat lukte. In de jaren '80 van de 16e eeuw kregen de Italianen net als de Spanjaarden de status van "pezen van het leger". Farnese, zelf natuurlijk een Italiaan, kreeg te maken met tegenstand. Veel Spaanse officieren wilden niet dienen onder een buitenlander. Filips onderstreepte de mogelijkheden, ondanks de protesten, door Farnese op te dragen autochtonen te tooien met hoge posities binnen het Koninklijke leger. Van 1580 tot 1582 waren er geen Spaanse troepen in Vlaanderen. Farnese maakte hiervan gebruik door Italianen en Engelsen te benoemen op hogere functies binnen het leger. Daarbij nog maar eens onderstrepend dat senioriteit belangrijker was dan afkomst. Gezien de opmars van het Koninklijk leger kan je niet anders dan concluderen dat de discipline en het moreel beter waren dan voorheen en dat dit het resultaat was van de aanpak van Farnese, zowel wat betreft zijn verbeteringen in het leger zelf als het vasthouden aan een plan en de gebruikmaking van slimme diplomatie.
Een neveneffect was dat de leiding over het leger verdeeld werd in drie groepen: de Spaanse (na 1580 Spaans-Portugees), de Italiaanse en de Waals-Vlaamse (Spaans: flamencos) groepen. Dit deed vooral binnen de infanterie spanningen ontstaan. De kracht (want de opmars van het Koninklijk leger was opzienbarend) die eerder uitging van deze bovengenoemde innovaties leek te verdwijnen. Spaanse hoge officieren begonnen openlijk terug te verlangen naar de tijd van Alva en zagen Farnese's innovaties als iets dat voortkwam uit anti-Spaanse gevoelens en de oorzaak van allerlei problemen, zoals het falen van de Armada. Farnese's reputatie in Madrid werd hierdoor geschaad, maar ernstiger was het dat binnen de generale staf verschillende nationaliteiten tot spanningen zou leiden.

7. De ommekeer: de confrontatie met de Engelsen
Interventie door koningin Elizabeth van Engeland in het conflict in de Nederlanden zou het speelveld veranderen. En zeker omdat het uiteindelijk tot het echec met de Armada zou leiden, waardoor de internationale positie van Filips II verslechterde, mag je toch wel spreken van een ommekeer. Het ging dus niet om de directe hulp die Engeland met menskracht zou bieden aan de opstandelingen, maar om het feit dat Filips II zich, je zou kunnen zeggen, liet verleiden tot een directe aanval op Engeland.
Elizabeth zag een Spaanse overheersing in de Nederlanden als bedreiging en besloot de Nederlanders te helpen. Hierbij speelde een rol dat Don Juan ooit plannen had haar van de troon te stoten en dat Spanje een hand bleek te hebben in complotten tegen haar persoon. De verregaande bemoeienis van Elizabeth kwam neer op een oorlogsverklaring aan Spanje. De haar aangeboden soevereiniteit over een aantal gewesten wees ze (net als Henry III van Frankrijk) van de hand. Op 9 augustus 1585 werd overeenstemming bereikt tussen de Staten-Generaal en de Engeland over de te leveren steun. Het Verdrag van Nonsuch werd getekend op 20 augustus 1585. Een doel was Antwerpen te ontzetten, maar daarvoor kwamen de troepen te laat. De Engelse troepen stonden onder de leiding van de graaf van Leicester. De Engelse steun veranderde voor de situatie in de Nederlanden. De oorlogsmoeheid, waarvan in de Nederlanden sprake was, verdween hierdoor. De Staten-Generaal zetten in 1586 een serieus leger in en wisten eindelijk weer eens een stad te ontzetten: Grave. Het werd Filips II duidelijk dat de Engelsen weg moesten uit de Nederlanden. Hij gaf opdracht tot het voorbereiden van de Armada, een vloot met als doel de invasie van Engeland. Farnese behaalde ondertussen nog enige successen: hij veroverde Sluis en wist Deventer in te nemen na verraad door het Engels-Ierse garnizoen daar.
Het idee van de Armada was 30.000 mannen naar Engeland te zeilen en zich te verenigen met een leger van 17.000 man onder Farnese die vanuit Vlaanderen naar Engeland zou oversteken. Daar zou Farnese een deel van Kent bezetten en misschien Londen. Men hoopte zo Engeland te dwingen de troepen uit de Nederlanden terug te trekken. Leicester werd als landvoogd door de Staten-Generaal ingezworen (januari 1586). Zijn positie moest hij uitwerken met de Staten-Generaal. Maar de gewesten waren zoals gebruikelijk, ook intern, verdeeld. Hij pakte wel aan: hij stelde onafhankelijk van de Staten-Generaal belastingen in voor een oorlogsfonds en zuiverde de Staten Utrecht van tegenstanders. In november moest hij terug naar Engeland vanwege de zaak Elizabeth versus Mary Stuart. Tijdens zijn afwezigheid verloren de Staten Deventer en een fort bij Zutphen (zie eerder) door verraad, wat zijn reputatie zeer schaadde. Leicester keerde in maart 1587 terug ditmaal met de instructie de Staten over te halen te onderhandelen met Farnese. Dit kwam van Elizabeth; de Spaanse dreiging deed haar neigen naar een overeenkomst met Spanje, want wat zij wilde was een situatie waarin Filips II de soeverein was in de Nederlanden, maar het centrale bestuur zwak. De opstelling zorgde voor verwarring. Volgelingen van Leicester, vooral predikanten en vluchtelingen uit de zuidelijke Nederlanden wilden juist een sterk centraal gezag om het zuiden van de Nederlanden te kunnen heroveren. Leicester zou nog proberen zich meester te maken van Maurits (de zoon van Oranje, door de Staten Holland en Zeeland in november 1585 op 17-jarige leeftijd benoemd om Leicesters macht in te perken) en aanslagen te doen op Amsterdam en Leiden, maar dit mislukte en hij vertrok (december 1587).
Hoe het met de Armada afliep is bekend: ze werd verslagen. Farnese vertrok weer naar de Nederlanden en leek verder te kunnen gaan met de herovering van de Nederlanden. Hij sloeg beleg op voor Bergen op Zoom. De omsingeling van de stad lukte niet en Farnese moest terugtrekken. Daarna kwam in 1589 Geertruidenberg nog in zijn handen door verraad, maar het doel was invasie van het eiland Bommel. Toen gebeurde wat al enige tijd dreigde: uitputting en gebrek onder de troepen waren groot en er ontstond muiterij. Iedereen heeft vijanden, ook Farnese. Nu het Farnese tegen zat ontstonden er plotseling vraagtekens rond zijn persoon. Hij zou bijvoorbeeld te zacht zijn voor ketters en schuld hebben aan het mislukken van de Armada expeditie. (Zie ook pagina 11.) Farnese besloot Filips II voor te stellen vrede te sluiten met de opstandelingen. Volgens het oude recept: katholicisme overal de publieke godsdienst, calvinisme alleen beperkt privé en Filips II weer de soeverein. Achteraf gezien waarschijnlijk de enige zinnige manier de Opstand te beëindigen; tevens kon Farnese op deze manier een mooie carrière alsnog positief afsluiten. Filips II voelde er niet veel voor, maar de schatkist speelde ook een rol. Filips II besloot de toestand te bespreken met de paus. Wilde Rome niet meebetalen voor de katholieke zaak? Tegen de tijd dat de onderhandelingen begonnen was Filips II bereid water in de wijn te doen. Het was te laat: de opstandelingen voelden zich sterk.
Van invloed waren ook de ontwikkelingen in Frankrijk. Filips II had altijd oog voor Franse ontwikkelingen. Hij vreesde protestante heerschappij. Na de dood van Henry III was Henry van Navarra de meest logische opvolger, maar hij was protestant. In de strijd met de katholieken behaalde hij in 1589 en 1590 een aantal klinkende overwinningen. In april 1590 kreeg Farnese opdracht met 20.000 man Frankrijk binnen te trekken in plaats van in de Nederlanden te blijven. Opnieuw succesvol: op september betrad hij Parijs als overwinnaar. Belangrijk, want hierdoor werd Henry's kroning voorlopig onmogelijk en ging de burgeroorlog door.
De Nederlanders profiteerden van Farnese's afwezigheid, maar eerst aarzelend. Het eerste herstel was de bezetting van Breda. Farnese moest zich met Frankrijk bezig blijven houden van Filips II. Tussendoor moest hij zich in augustus 1591 medisch laten behandelen in Spa. In november vertrok hij weer naar Frankrijk (Rouaan) om de stad te ontzetten. Nu pakten de Nederlanders de kansen beter aan, mede doordat ze beschikten over een doorpakkende militaire leider: Maurits. Hulst, Nijmegen, Coevorden en Steenwijk werden soepel ingenomen.
Farnese overleed in Arras op 6 december 1592. Zo stierf een opmerkelijk landvoogd en militair leider. Zijn dood voorkwam in ieder geval dat hij niet de vernedering hoefde te ondergaan beschuldigd te worden van corruptie en het negeren van Koninklijke bevelen. Het arrestatiebevel lag al klaar.



De begrafenis van Farnese, hertog van Parma en Piacenza te Brussel in 1592. 00112024/019 (buitentekstillustratie), Het militaire leven, Nederlands Legermuseum, Delft.

8. Conclusie
De wijze waarop Alva omging met de opstandelingen (terreur, straffen) zorgde voor angst en gaf de steden die mee hadden gedaan aan de Opstand reden zichzelf te verdedigen. Het instellen van de Raad van Beroerten was al een vorm van intimidatie, de maatregelen daarna getuigden ook niet van empathie en het zoeken naar een voor beide partijen aanvaardbare situatie: het straffen van opstandelingen ongeacht de afkomst, het vermoorden van inwoners van veroverde steden, het rücksichtslos doorvoeren van de nieuwe bisdommen en de belastingmaatregelen waren louter voedsel voor de eerder gezaaide kiem voor de Opstand. Het beleid van Alva leverde weerstand op en een voedingsbodem voor Opstand. Dit bleek onder meer wel uit het hardnekkige verzet van steden als Haarlem, Alkmaar en Leiden in de periode 1572-74.
Requesens erfde de situatie van Alva en daarnaast was de financiële positie van Spanje nog slechter dan daarvoor. Hij ondernam verder niet zoveel, hij was al op leeftijd en tegen zijn zin naar de Nederlanden gestuurd. Onder zijn bewind ontstonden muiterijen en die leiden weer tot plunderingen, ook van steden die zich niet tegen Filips hadden verzet. Dit zou uiteindelijk leiden tot de Pacificatie van Gent. Zijn opvolger Don Juan beschikte door de ontwikkelingen in de Nederlanden niet over troepen en trok zich terug in Namen, misschien om de situatie eens goed te aanschouwen. Hij wist uiteindelijk de buitenlandse troepen terug te krijgen en als zijn bijdrage kan ook worden gezien dat hij Farnese naar de Nederlanden haalde. Don Juan legde misschien wel een dunne basis voor het Spaanse herstel.
Het eerste dat opvalt aan Farnese is dat hij met Alva gemeen had over een echte militaire opleiding te beschikken. Hij zette het beleid van Alva door officieren te benoemen op basis van senioriteit, maar opvallend was dat hij ook andere nationaliteiten leidinggevende posities gaf in het leger. Op zich niet vreemd, hij was zelf een Italiaan. Naast deze innovatie verbeterde Farnese de rechtspraak in het leger en wist daarmee wangedrag en vooral muiterij meer te bestrijden dan zijn voorgangers. Hij slaagde er in ieder geval in het leger veel beter te laten functioneren, hetgeen duidelijk naar voren kwam in de opzienbarende opmars van het Koninklijk leger na ongeveer 1580.
Een opvallende overeenkomst met Don Juan en (vanzelfsprekend) zijn moeder was dat zij net als Farnese familie waren van Philips II. Natuurlijk had Filips loyale mensen nodig als landvoogd in de Nederlanden. De afstand tussen hem en de Nederlanden was groot en hij moest kunnen vertrouwen op zijn bestuur in de lage landen. Maar de loyaliteit van Farnese is een merkwaardige. De loyaliteit was feitelijk afgedwongen door het afzien van Filips II van aanspraken op tussen de Farneses en de Habsburgers betwist gebied: het hertogdom van Parma en Piacenza. Het is goed mogelijk dat Farnese helemaal niet zo loyaal was aan Filips II en daar waar mogelijk eerder de (nationaal) Italiaanse gevoelens liet spreken dan zijn loyaliteit aan zijn Spaanse neef, zijn koning en feitelijk daarmee ook leenheer. Dat belangen niet altijd gelijk waren lijkt evident.
Ook opvallend aan Farnese is dat Maastricht na de inname nog werd geplunderd, maar dit werd daarna niet meer toegelaten en het gebeurde ook niet. Gezien wat is beschreven zal dat vooral te maken hebben met de wijze waarop de regimenten werden geleid en hoe recht werd gesproken. Het leidde in ieder geval tot meer discipline. Farnese bood voormalige tegenstanders amnestie en de protestantse bevolking die weer onder Spaans gezag kwam kreeg ruim de tijd bezette gebieden te verlaten. Daarmee speelde hij slim in op de bestaande verschillen in het kamp van de tegenstanders: hij gaf de gelegenheid aan de katholieke bestuurders zich weer onder gezag van Spanjaarden te stellen zonder daarbij allerlei represailles te moeten vrezen voor stadsgenoten. Dit geeft aan dat hij bij vriend en vijand vertrouwen wist te winnen. Farnese voerde een beleid waarin hij militaire en politieke vaardigheden, of een combinatie daarvan, op een slimme manier toepaste waar dat nodig was. Op deze manier kon hij zonder bloedvergieten of veel andere inspanning een groot deel van het verloren gebied weer terugwinnen op de opstandelingen. Hij draaide zijn handen niet om voor het afkopen van tegenstanders. En belangrijk is dat hij een duidelijk plan had voor het herstel van het Koninklijke gezag: de handelslijnen naar steden platleggen, ze omsingelen en ze daarmee uit te putten en tot overgave te dwingen. De combinatie van deze politieke en militaire vaardigheden zorgde voor het herstel. In de ogen van nationalistische Belgische historici, zoals Pirenne, legde Farnese de basis voor de soevereine Belgische staat.
Tenslotte valt op dat Farnese deze successen behaalde met minder budget dan zijn voorgangers. In 1572-1577 werd 22,2 miljoen gulden voor militaire activiteiten in de Spaanse Nederlanden uitgetrokken, in de succesvolle periode van Farnese was dat 'slechts' 14,9 miljoen. Daarna steeg dit bedrag naar 44,7 miljoen (1585-1590). Vooral de Armada zal daaraan ten grondslag liggen.
Het heeft iets tragisch vast te moeten stellen dat Farnese tegen het einde van zijn leven door Filips II op basis van onduidelijke aantijgingen al afgeschreven was. Belangrijk was de aantijging dat door hem de expeditie met de Armada was mislukt. De argumentatie daarvoor is mij niet duidelijk, maar hij zou niet volgens plan hebben gehandeld tijdens de aankomst van de Armada. Een aantijging dat Farnese zich aan het gezag in Madrid zou onttrekken en onafhankelijk zou opereren lijkt me ook moeilijk hard te maken. Farnese heeft nooit werkelijk bevelen niet uitgevoerd. Hij liet wel eens merken het met bepaalde zaken niet eens te zijn, maar dat geeft ook aan dat hij een visie had. Gezien zijn militaire successen verdiende hij meer krediet bij de koning dan hij op het einde van zijn leven nog had.

9. Literatuur
González de León, Fernando, The Road to Rocroi; Class, Culture and Command in the Spanish Army of Flanders, 1567-1659 (Leiden, Boston, 2009).
Hoekstra, Rik, Margaretha van Parma, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland (07/04/2009)*
Israel, Jonathan I, De Republiek, 1477-1806 (Franeker, 2008).
Lem, Anton van der, De Opstand in de Nederlanden (1555-1609) (Utrecht, 1995).**
Molhuysen, P.C. en Blok P.J., Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek.
Deel 2 (Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren).
Parker, Geoffrey, The Dutch Revolt (London, 2002).
Pierson, Peter, Philip II of Spain (London, 1975).
Pirenne, Henri, Geschiedenis van België. Deel 4. De staatkundige en godsdienstige omwenteling. De regeering van Albertus en Isabella. Het Spaansch stelsel tot den vrede van Munster (1648) (Gent 1925).
Swart, Erik, Krijgsvolk, Militaire Professionalisering en het ontstaan van het Staatse Leger, 1568-1590 (Amsterdam, 2006).
500 jaren Staten-Generaal in de Nederlanden : van statenvergadering tot volksvertegenwoordiging / [onder redactie van S.J. Fockema Andreae en H. Hardenberg]. (Assen, 1964).

* Te lezen op internet: http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/
Margaretha van Parma.
** Te lezen op internet: http://dutchrevolt.leidenuniv.nl/Nederlands/verhaal/.

 

<---- Terug